En toen was er corona

Tot eind april wist het Parkhuis corona buiten de deur te houden. Op 28 april sloeg het virus toch toe. Mandy Daniëls en Sandra van Pelt, zorgcoördinatoren op de Ceder, vertellen wat dit met hen en de manier van werken deed.

Sandra: “Bij ons, op de eerste verdieping, sloeg de onrust toe toen de eerste bewoner beneden positief testte. Er was namelijk net iemand verhuisd van beneden naar boven. Diegene had geen klachten, leek gezond. Maar uiteindelijk bleek deze bewoner dus tóch besmet te zijn. Pas later werd ook landelijk bekend dat iemand, ook als hij geen klachten heeft, toch anderen kan besmetten.”

Dat vergeet ik nooit meer

Sandra: “Toen die bewoner klachten kreeg en in isolatie ging, was het al te laat. De hele huiskamer bleek besmet. De bewoners verhuisden naar Dubbelsteyn, dat was ingericht als cohort.” Mandy: “Maar dat liep vol en toen was het 12 mei. De datum waarop we iedereen verhuisd hebben om de besmette en niet besmette bewoners te scheiden. Dat vergeet ik echt nooit meer. Ik had nachtdienst die avond en had een berichtje van een collega gehad over wat er was gebeurd. Toe ben ik eerder naar het werk gegaan. De brandweer was hier nog, het Rode Kruis en heel veel collega’s. Maar nadat de verhuizing die avond was afgerond, was het niet klaar. Eerst moesten we kijken wie naar welke afdeling ging. Daarnaast hadden we natuurlijk allemaal nieuwe bewoners. We zijn samen per kamer gaan controleren wie waar lag. Wat medicijnen betreft hadden de ANW hoofden gelukkig al heel veel voorwerk gedaan. Maar toch was het erg zoeken om te zorgen dat alles goed ging, zeker die eerste nacht.”

Ik heb het er echt moeilijk mee gehad dat ik geen afscheid heb kunnen nemen van ‘mijn’ bewoners

Onze bewoners verdwenen

Sandra: “Zeker de eerste weken had ik echt het idee dat ik niet de zorg kon bieden die ik wilde. Er bleven steeds mensen verhuizen. En wat ik het moeilijkste vond, was dat onze bekende bewoners verdwenen naar Dubbelsteyn. Ik heb het er echt moeilijk mee gehad dat ik geen afscheid heb kunnen nemen van ‘mijn’ bewoners. En met het idee dat zij werden verzorgd door voor hen onbekende medewerkers, helemaal in pak, in het laatste stukje van hun leven.”

Mandy: “En je kon voor je gevoel ook niet de zorg geven aan de nieuwe bewoners zoals je zou willen, omdat je die ook niet goed kende. Wat dat betreft was het dan wel goed dat ook de medewerkers door elkaar gehusseld werden, zodat er in ieder geval altijd iemand was die de bewoner wél kende.”

Sandra: “De tijd ontbrak ook voor extra aandacht. Alle controles en de zorg voor meerdere mensen die tegelijkertijd slecht lagen, kostten zoveel tijd. De eerste weken waren heel heftig. Na de eerste weken wist je wel beter waar je aan toe was, je leerde bewoners een beetje kennen en je was gewend aan het aantrekken van het pak en de looproutes.

Het was moeilijk om te zien wat dit deed met familie. Het kon zó snel gaan, dat het overlijden soms echt onverwachts kwam. Ook kon je de familie van je eigen bewoners waar je een band mee had, niet ondersteunen zoals je eigenlijk had gewild. Dan hoorde je dat een bewoner overleden was en kon je niet meer zeggen dat je het erg voor hen vond.”

Bouwen op je collega’s

Mandy: “We hebben wel echt gemerkt hoe je op je collega’s kunt bouwen. Iedereen bleef langer wanneer nodig en hielp elkaar. Toch misten we ons oude team.” Sandra: “Je kunt weleens op elkaar mopperen, maar toen pas merkte je hoe je op elkaar leunt. Uiteindelijk is ons team weer grotendeels teruggekeerd naar de samenstelling van voor corona.”  

Een voorbijgaande collega feliciteert Mandy. Lachend legt ze uit: “Ik ga de opleiding verpleegkunde doen in september. En eigenlijk is dat wel een beetje veroorzaakt door het afgelopen jaar. Ik wilde het al langer, maar durfde die stap niet te nemen. Tijdens de coronatijd heb ik de verpleegkundigen in actie gezien. Ze hebben ons echt dingen uit handen genomen. En ik vond dat mooi om te zien. Dat was voor mij wel het zetje om die stap toch te zetten. Ik heb er veel zin in!”